PROJECT

Lob van Gennep – werking en effecten

Hydraulische berekeningen en analyses

De Lob van Gennep is een gebied op de rechteroever van de Maas tussen Gennep en Mook. De dijken om het gebied moeten worden versterkt om het gebied volgens de norm in de Waterwet te beschermen. Bij zeer hoge afvoeren heeft het gebied een waterbergende werking, waardoor de hoogwaterstanden langs de benedenstrooms gelegen Bedijkte Maas lager zijn.

Doel van het project Lob van Gennep is drieledig: (1) het gebied van de Lob van Gennep voldoende beschermen tegen hoogwaters nu en in de toekomst, (2) verbetering van de waterbergende werking van het gebied en (3) de gebiedskwaliteiten te versterken.

Daarvoor zijn drie alternatieven geselecteerd:

  • Reguliere Dijken – een dijk met zodanige kruinhoogte , dat deze aan de waterveiligheidsnorm voldoet en tegelijkertijd zorgt voor een verbetering van de waterbergende werking.
  • Verbindende dijken met vaste instroomdrempel(s) – Het water stroomt op hetzelfde moment in als bij reguliere dijken, maar eerst op één of meerdere plekken met vaste drempels.
  • Verbindende Dijken met een waterkerende instroomvoorziening – Deze constructie (op dezelfde locatie als de vaste drempel of elders) houdt het water tegen tot zeer extreme Maasafvoeren en wordt dan geopend.

Verschil tussen de alternatieven is met name wanneer het gebied overstroomt en of dat verspreid gebeurt of vooral op plaatsen met een vaste of stuurbare instroomvoorziening.
In de Verkenningsfase hebben we onderzocht hoe de werking van de alternatieven is, wat de effecten in het gebied en voor de Bedijkte Maas zijn en hoe robuust ze zijn.

Met het WAQUA rekenmodel, dat standaard wordt gebruikt voor alle hoogwaterstudies langs de Maas, hebben we de drie alternatieve doorgerekend. De resultaten tonen hoe en wanneer het water bij extreme hoogwaters het gebied in- en uit stroomt en wat de effecten van waterberging zijn op piekafvoeren en hoogwaterstanden langs de Maas. Uitgangspunt daarbij is, dat alle drie de alternatieven de in de Waterwet vastgelegde hoogwaterveiligheidsnorm garanderen.

Bij nog hogere afvoeren kan het gebied overstromen. Uit de berekeningen volgt dat dan, net als in de huidige situatie, een gebied van ca 26 km2 kan overstromen. De maximale waterdiepten verschillen in de alternatieven en huidige situatie niet veel. De maximale stroomsnelheden in het gebied zullen bij alternatieven met instroomvoorzieningen hoger zijn. Ter plaatse van die instroomvoorzieningen zullen beschermende maatregelen nodig zijn.

Maximale snelheden bij afvoer 4.800 m3/s bij alternatief verbindende dijken en waterkerende instroomvoorziening (valklep).

In de huidige situatie zorgt de waterbergende werking van de Lob van Gennep al voor verlaging van waterstanden langs de Bedijkte Maas. Door uitvoering van de alternatieven kan dat effect nog veranderen, afhankelijk van het hoogwater dat optreedt. Bij een extreem hoogwater met een topafvoer van 5.000 m3/s kan het effect 3 tot 12 cm toenemen (gemiddelde voor traject van 75 km van de Bedijkte Maas). Het verschil tussen de alternatieven reguliere dijken (7 cm) en verbindende dijken met waterkerende instroomvoorziening (12 cm) is beperkt. Met gevoeligheidsberekeningen hebben we verder aangetoond dat dit verschil nog kleiner wordt, als rekening wordt gehouden met onzekerheden in de vorm van de hoogwatergolf, modelonzekerheden en statistische onzekerheden. De alternatieven zijn op dat gebied dus niet duidelijk onderscheidend.

Als vervolg bepalen we de hydraulische belastingniveaus, waarmee de dijken voor de drie alternatieven kunnen worden ontworpen.